Hoge belastingtarieven op kranten, het dagbladzegel
Elk blad kreeg twee zegels; klik op de afbeelding voor de titelpagina van deze Provinciale Friesche Courant van 25 juli 1852.
In 1656 was het dagbladzegel nog niet van kracht, maar in 1856 nog wel toen de Oprechte Haarlemsche Courant werd uitgegeven bij het 200-jarig jubileum (zie hoofdstuk 2). Dat zegel stond voor een hoge belasting (financieel en logistiek) op vrije nieuwsverspreiding, die ongeveer tweehonderd jaar (tot 1869) lang op de verkoop van elk krantenexemplaar werd opgelegd.
Zulke leges (accijns) werden ook in andere Europese landen opgelegd, zoals de Stamp Act in Engeland vanaf 1712. Ons land kende een vrijheid van drukpers; er was geen censuur, zoals wel in omringende landen. Dat gaf soms spanningen als Franstalige kranten, hier uitgegeven, kritiek uitten op Lodewijk XIV. Voor de 18de-eeuwse kranten heeft het Placaat van 9 december 1702 bepaald dat toestemming van het stadsbestuur vereist was voor het uitgeven van een krant. Vaak was dat een alleenrecht voor een bepaalde krantenuitgever, die dan het octrooi voor zijn stad verkreeg. Als tegenprestatie moest de krantenuitgever op jaarbasis enkele duizenden guldens aan de stadskas afdragen. Aanvankelijk was deze belasting een besluit van het gewest Holland; al in 1624 waren Amsterdamse krantenuitgevers verplicht om een bedrag (aan goede doelen) te betalen, In de tweede helft van de 17de eeuw werd de oorlogskas aangevuld met ontvangen krantenbelasting. Honderd jaar later was het de Franse administratie die dit ook bij ons (Nederland en België nog één natie) heeft opgelegd: in 1797 werd daar de timbre fiscal ook wel timbre à l'extraordinaire ingevoerd: er moest 5 centimes betaald worden voor elk vel papier timbré. De Franse perswetten uit de Napoleontische tijd werden na 1813 hier voortgezet onder koning Willem I. De regelgeving en daarmee ook de hoogte van de accijzen werd in de loop van de eerste helft van die 19de eeuw regelmatig gewijzigd. De belastingtarieven werden bepaald naar het formaat (de oppervlakte) van het te bedrukken blad.
Amsterdamsche Courant 24 december 1840 met apart gestempeld bijvoegsel
Alle krantenvellen werden van een stempel voorzien, waarvoor betaald moest worden. Het gevolg was dat de bedrijfskosten met ongeveer de helft toenamen. Het dagbladzegel was in de meeste jaren niet een echt zegel dat op het papier werd aangebracht of eraan vastgehecht, maar een stempelafdruk van blauwe inkt op ieder blad. De nog blanco vellen van de te drukken krant moesten daartoe naar het hoofdpostkantoor worden vervoerd (op karren door de stad, met flink duwwerk bij hoge bruggen, of per schip over de grachten). Op het postkantoor werden alle losse bladen van een stempel voorzien en dan konden de vellen papier worden teruggebracht naar de krantendrukkerij om uiteindelijk bedrukt te worden. Deze omslachtige methode was niet alleen een enorme logistieke opgave voor de krantenuitgevers, maar ook een aanzienlijke kostenverhoging. Het gevolg was dat de verkoopprijs soms wel verdrievoudigd werd.
Deze zegelbelasting (“de vuile vingers van de fiscus op iedere pagina”) liep midden 19de eeuw overal ten einde: in Frankrijk bij het begin van de IIIe republiek (1870–1940); in België was de zegelbelasting ingevoerd in 1792, werd verlaagd in 1839 en in 1848 afgeschaft; de Engelse Tax on knowledge in 1855, Duitsland in 1874, Oostenrijk 1900 en in Nederland in 1869.
Zegels op De Tijd; klik op de afbeelding voor de titelpagina van het allereerste nummer na verhuizing van Noord-Brabant naar Amsterdam van De Tijd / Noord-Hollandsche Courant van 2 juli 1846.
Ten tijde van de afschaffing was vooral het katholieke dagblad De Tijd (opgericht door de priester Judocus Smits) een verklaard tegenstander van de afschaffing van het dagbladzegel. De katholieke Kerk zou de drukpers, een ketterse en revolutionaire uitvinding, niet nodig hebben, en De Tijd is tegen voorlichting en onderrichting van het publiek, aldus de kritiek van de Arnhemse Courant, die juist een aanzet heeft gegeven voor de afschaffing. De weggevallen inkomsten van het dagbladzegel werd na 1869 ingeruild door een hogere belasting op genotsmiddelen (thee, jenever, tabak, e.d.)
Met de afschaffing van het Dagbladzegel daalden de bedrijfskosten met tientallen procenten en hebben krantenuitgevers hun abonnementsprijzen daardoor kunnen verlagen en het aantal edities kunnen uitbreiden; zo kreeg het Algemeen Hndelsblad al snel een zondagseditie en in 1882 aparte edities voor de ochtend en de avond en later ook elke ochend en elke avond een stadseditie en een landelijke editie. Nu geen losse vellen meer hoefden worden aangeboden, konden de drukkerijen hun papier ook in rollen aangeleverd krijgen. Nu ook de gewone burger een krant kon betalen, steeg overal de oplage en verschenen er talloze nieuwe titels.